Nadat ik vorige week mijn laatste project had afgesloten, was er opeens een zee van ruimte in mijn agenda. Dat kwam goed uit, want nu had ik eindelijk eens de tijd om wat langer te verblijven op de planeet van het Internationaal Filmfestival in Rotterdam, dat dit jaar haar 46e editie beleefde. Wil je weten wat ik zag? Stap in en reis mee langs speelfilms en documentaires uit Tsjechië, Japan en Frankrijk, van sprekende cactussen en bommenleggende hipsters tot een stervende koning.
Maandagavond begon ik met Diamonds of the Night (1964), het speelfilmdebuut van de vorig jaar overleden Tsjechische regisseur Jan Nemec, aan wie het festival een retrospectief wijdde. Twee jongens rennen voor hun leven door de bossen en akkers nadat ze uit een trein op weg naar naar een concentratiekamp zijn afgesprongen. Meer dood dan levend door honger en uitputting komen ze een groep oude, half seniele jagers tegen. Het bijna ondraaglijke bacchanaal dat dan plaatsvindt, en nog versterkt wordt door de kwellende montage, is kenmerkend voor Nemec’ weinig hoopvolle blik op de samenleving. De realistische, schokkerige gebeurtenissen worden vermengd met de poëtische nouvelle vague-filmstijl van associaties en herinneringen, een magie die de personages boven de ellende uittilt en de film tot een overrompelde ervaring maakt.
Een cactus aan de leugendetector
Op woensdag nestelde ik mij in Cinerama’s ronde, rode foyer met dansende lichtvlekjes en de klanken van Serge Gainsbourg. Zo moet het ongeveer voelen als baby in de baarmoeder, bedacht ik me, terwijl ik me hieruit losmaakte voor twee documentaires die zich beiden afspelen in Japan. Conversation with a cactus (Élise Florenty en Marcel Türkowsky) reconstrueert de waargebeurde experimenten in Tokio in de jaren ‘70, waarbij een echtpaar met een soort klankentapper (zie ook Suske en Wiske nummer 103) contact legde met een cactus. Als getuige bij de mysterieuze dood van een nieuwslezer, zou de plant worden ‘verhoord’ voor het politie-onderzoek. De film waaiert uit tot een hypnotiserende mengeling van archief-, bewakings- en fictiebeelden over de interactie van menselijke technologie en de natuur, zoals over de vleugels van vlinders die zouden zijn gekrompen door de kernramp in Fukushima. Hoewel ik enigszins de draad kwijtraakte in de stortvloed aan associaties, liep ik geïnspireerd de zaal uit.
Planten en dieren als spiegel van het menselijk ingrijpen zag ik ook in Dream Box van Jeroen van der Stock. Verborgen in een ondoordringbaar bos, suggestief gefilmd in de mist, bevindt zich een tehuis waar zwerfdieren worden verpleegd en gehuisvest. In close-up zien we een apatische kat die in een doos wordt binnengebracht. Wat er uiteindelijk met de dieren gebeurt, blijft even mysterieus als de onbepaalde toestand van de ‘kat van Schrödinger’, maar de lopende band-werkwijze in deze dierenfabriek is aangrijpend genoeg. Alle aandacht gaat uit naar automatisering en hygiëne: mannen in witte pakken maken met een hogedrukspuit spuiten de hokken schoon, waarin honden trillend en kermend in een hoekje zitten. Voor een aai of knuffel is geen tijd. “All animals were harmed at least at one point before, during or after the making of this film”, zo vermeldt de aftiteling.
Van dodelijke verveling tot een fascinerend sterfproces
Die middag was er ook een film die mijn hoge verwachtingen in duigen gooide: Nocturama. In deze speelfilm van Bertrand Bonello pleegt een multiculturele groep hipsters aanslagen op symbolische doelwitten in Parijs. Een film die al vijf jaar in de maak was toen deze, wrang genoeg, erg actueel werd door de aanslagen in dezelfde stad in 2015. Nocturama staat hier dus los van en biedt bewust zo min mogelijk duiding wat betreft achtergronden of motieven van daders, een gemiste kans voor wat een interessante en actuele film had kunnen zijn. In de hoop dat de film dan in elk geval spannend zou worden, bleef ik zitten. In het nagesprek stelde de regisseur, die geïnspireerd was door de film Elephant van Gus van Sant, dat de redenen voor jongeren om terroristische daden te plegen in deze tijd voor de hand liggen. In Nocturama sluit de groep zich na de aanslagen op in een luxe warenhuis dat dient als symbool voor het consumentisme, een weliswaar stijlvol in beeld gebracht maar weinig origineel gegeven. Daar voert verveling uiteraard de boventoon, en ondanks het onbarmhartige slot raakte de film me niet doordat zowel personages als plot te vlak zijn.
Aan het andere uiterste van dit spectrum bevindt zich mijn afsluiter van de week, La mort de Louis XIV (Albert Serra). Een portret van Lodewijk de Veertiende, alias de Zonnekoning op zijn sterfbed. Met een vergrootglas kijken we naar zijn Bourgondische eetpatroon (bestaande uit veel gevogelte, fruit en suiker) en voortdurend buigende entourage. Zijn lichaam en ziekteproces worden aan een grondige inspectie onderworpen, zoals zijn door koudvuur zwartgeblakerde been en zijn eveneens zwaar geteisterde organen. De aanwezige regisseur wilde een modern portret maken waarin de beroemde historische figuur terug wordt gebracht tot menselijke proporties. En passant leer je ook iets over de ontwikkeling van de geneeskunde, en alle beleefd uitgevochten discussies tussen de artsen over aderlating en schedellichten versus elixers van hersensap en stierenbloed zijn amusant. Maar het is bovenal Jean-Piere Léaud die als de Sire de show steelt. Hij bleef fascinerend tot de laatste adem, evenals mijn week op het Filmfestival in Rotterdam.