
Joe Walker, 2016
De editor legt een film als een puzzel op volgorde, maar zorgt ook voor timing en suspense. De Brit Joe Walker, wiens werk nu te bewonderen is in de sciencefictionfilm Arrival, behoort tot de allergrootsten in dit vak. Als vaste sidekick van regisseurs als Steve McQueen, Dennis Villeneuve en Michael Mann won hij vele prijzen, tot en met een Oscarnominatie voor 12 Years a Slave. Op het Nederlands Film Festival sprak ik met hem over de meedogenloze superpowers van de cutter.
Je hebt, zoals veel editors, een achtergrond als componist. Wat zijn de overeenkomsten tussen muziek en montage?
“Bij zowel muziek als montage gaat het om ritme en tempo, waarmee je het publiek in spanning houdt. Bij muziek zijn er echter geen flashbacks. Hiermee heeft de editor een ‘superpower’ die maar weinig mensen hebben. Je kunt met een flashback de chronologie en dus de richting van het verhaal van de film totaal veranderen. In Steve McQueens 12 Years a Slave zie je dat dit een geweldig instrument is om te reflecteren op heden en verleden. Je kunt montage bovendien inzetten om tijd in de film te versnellen of juist uit te rekken. Geluid is wel de drijvende kracht achter mijn montage, daar werk ik altijd het langst aan.”
Veel mensen denken dat monteren heel moeilijk is. Wat is de belangrijkste tip of truc die je met beginnende editors wilt delen?
“Toen ik jonger was, zat mijn ego nogal eens in de weg. Als ik een cut had gemaakt, en wist dat dat de juiste was, wilde ik die niet veranderen. Wanneer de producent en de regisseur het vervolgens anders wilden, vond ik het moeilijk om dat te accepteren. Dus ik zou alle aankomende editors willen zeggen: schuif je ego opzij, want er is geen perfecte cut. Een perfecte cut levert namelijk niet per se een perfecte scène op. Uiteindelijk gaat het om de gehele film, niet om de delen.”
Hoe kunnen we in een film jouw handtekening herkennen?
“Ik denk dat kenmerkend is voor mijn stijl dat ik, gek genoeg, altijd op zoek ben naar manieren om juist niet te knippen in film. Op de momenten dat de camera langer blijft hangen, kun je als kijker het gezicht of het spel van een acteur echt goed bestuderen. Daarnaast probeer ik door bijzondere sound effects of door juist de stilte te gebruiken, de sfeer te versterken. Ik begon mijn carrière bij de BBC. Op televisie wordt met de montage vaak alles uitgelegd en het tempo is snel. Dat laat weinig ruimte over voor verbeelding. In films werk ik juist liever met wide shots– dat zijn shots waarbij de camera op een afstand staat- die geven een bredere blik op de omgeving. Die verkies ik boven talking heads. In Sicario bijvoorbeeld, een film van Dennis Villeneuve, is er een dialoog waarbij uitgezoomd is op de prachtige woestijn waar het zich afspeelt. De personages zijn nog wel in beeld, maar ergens op de achtergrond.”

Arrival (2016, Dennis Villeneuve)
Als je zo weinig cuts maakt, verdien je wel heel gemakkelijk je geld. Dan ga je even een broodje eten, en kom je terug als de take is afgelopen. Of niet?
“Die long takes zijn niet altijd door mij bedacht hoor. De zeventien en een halve minuut durende dialoog in Hunger wilde Steve Mcqueen in één take gefilmd hebben. Daarvoor hadden Michael Fassbender en Liam Cunningham een week samen gerepeteerd in een hotelkamer. Ik moet voor die manier van cutting ook hard werken, want voor en na die lange take zijn er juist veel korte shots. Zo bouw je de spanning op en zorg je ervoor dat die lange scène extra opvalt. Het verhaal voelt opeens echt, je wordt er als kijker in getrokken. Als er alleen maar lange shots zouden zijn, zou de film snel saai worden. De afwisseling houdt het spannend. Bij 12 Years a Slave is er een lange take van Solomon die met een strop aan een boom is opgehangen. Het is haast ondraaglijk voor de kijker. Het geluid van de cicaden versterkt de kracht van de scène.”

Michael Fassbender en Liam Cunningham in Hunger (2008, Steve McQueen)
Je houdt je tijdens het draaien meestal verre van de filmset. Waarom wil je daar niet bij zijn?
“Op dit moment werk ik in een filmstudio in Budapest bij de opnames van de sequel van Blade Runner, die in oktober 2017 uitkomt. Ik ben omgeven door fantastische decors en sets, en is het natuurlijk geweldig om Harrison Ford en Ryan Gosling te zien spelen. Toch kijk ik liever de andere kant op, want anders blijft dat in mijn hoofd zitten. Ik wil de montage blanco ingaan, dus moet ik alleen zien wat de kijker uiteindelijk ziet. Daarnaast vind ik het moeilijk om iets eruit te knippen als ik weet hoeveel tijd en aandacht eraan besteed is. Bij een film met een bruiloftscène ging ik kijken op de locatie, een landhuis op het platteland van Wales. Ik sprak met de art director, zij had de hele nacht op een ladder gestaan om de gevel van bloemen te voorzien. Uiteindelijk bleek het prachtige establishing shot overbodig en werd het in de montagekamer eruit geknipt. Ai, al dat werk voor niks!”
“Soms heeft een film nu eenmaal liposuctie nodig”
Wordt een acteur of cameraman weleens boos als je een stukje van hen eruit hebt gesneden?
“Ja. Het is vooral vreselijk als een heel personage uit de film moet worden geknipt, omdat zijn of haar performance tegenvalt. Ik heb ook weleens meegemaakt dat een acteur die fantastisch speelde, er toch uit moest omdat hij overtollig was. Dat zijn altijd zware beslissingen, maar je moet soms liposuctie toepassen zodat de film blijft ademen.”
Hoe ben je in contact gekomen met Steve Mc Queen? En kun je iets vertellen over jullie manier van samenwerken?
“Ik heb gewoon bij hem gesolliciteerd voor zijn eerste speelfilm Hunger. Ik kende zijn videokunst al, die vond ik erg goed. We bleken in dezelfde Londense buurt zijn opgegroeid, anderhalve kilometer bij elkaar vandaan! Hij is een fascinerende persoonlijkheid. Ik dacht: met hem werken wordt óf geweldig, óf een nachtmerrie. Hunger is een heel indringende film geworden. Met Steve McQueen, hoofdrolspeler Michael Fassbender en Sean Bobbitt, de cameraman, vorm ik na drie films samen een hecht team. We noemen onszelf de Rolling Stones.”
Je werkte ook met Dennis Villeneuve aan de thriller Sicario en nu dus aan Blade Runner 2. Hij is een totaal ander type filmauteur dan McQueen. Waarin verschilt hun visie op editing?
“Steve probeert altijd het aantal shots tot een minimum te beperken. Dat betekent, dat er vaak veel in één shot te zien is. Vaak zijn meerdere personages tegelijk in beeld, waar andere regisseurs meer close-ups zouden inzetten. Dennis houdt meer van snelle montage, en bouwt daarmee de spanning zorgvuldig op. Planning heel belangrijk, met uitgebreide storyboards.”
Op welk moment begint gewoonlijk jouw aandeel bij een film?
“Normaal gesproken begin ik na de eerste draaidag met monteren. Ik probeer op die manier zoveel mogelijk te volgen van de discussies die de regisseur voert over het verhaal. Bij Blade Runner begon ik een paar weken voor de opnames starten met de montage, omdat er bij science fiction veel met VFX wordt gewerkt. Zo ging het ook bij Arrival, daar moest ik shots editen van een man in een groen latex pak en een tennisbal op zijn hoofd. Later werd daar de alien ingeplakt.”
Steve McQueen woont in Amsterdam. Heb je weleens in Nederland gewerkt?
“De montage voor 12 Years a Slave deden we in een studio aan de Oudezijds Voorburgwal gedaan. Daar ontmoette ik Job ter Burg. Als ik een Gouden Kalf mocht uitdelen, dan was het voor hem, voor de editing van Borgman!”