Deze zomer ontdekte ik hoe ik ben ontstaan. Mijn moeder plaatste in 1980 een Zettertje in Vrij Nederland om een donorvader te vinden. Samen met haar vond ik de advertentie terug en leerde ik meer over haar geschiedenis als een van de eerste BOM-moeders. Lees hier het hele verhaal, uiteraard in Vrij Nederland. Als je hier geen toegang toe hebt, lees je de tekst hieronder.
Zaaddonor gezocht: ik ben geboren door een advertentie in Vrij Nederland
Vrijdag 13 oktober 2017
Tekst Vera de Lange
Deze zomer ontdekte Vera de Lange dat haar moeder in 1980 een advertentie plaatste, op zoek naar een donorvader. ‘Voor een cadeaubon en een jazz-elpee leverde hij zijn bijdrage aan mijn en mijn broertjes leven.’
Sinds mijn dertiende weet ik dat mijn broer en ik donorkinderen zijn. En ik weet wie mijn vader is – ik heb zijn contactgegevens en kan hem opzoeken wanneer ik wil – maar hoe mijn moeder mijn vader heeft gevonden wist ik niet, tot een paar maanden geleden Jan Karbaat in de media werd besproken. Hij zou als directeur van een vruchtbaarheidskliniek in Barendrecht in de jaren tachtig en negentig tientallen kinderen hebben verwekt met zijn eigen zaad. ‘Ja, dat is wel een raar verhaal hè’, zei mijn moeder, en ze moest lachen. Ik vond het niet zo grappig. ‘Zie je de gelijkenis niet met mijn situatie?’ vroeg ik. ‘Hoe weet ik of ik halfbroertjes en -zusjes heb, en hoeveel?’ Ik greep mijn kans, en haalde het onderwerp uit zijn decennialange winterslaap.
‘Ik had tabak van mannen’, begon mijn moeder te vertellen. Het was 1980, en mijn moeder was 37. Ze wilde dolgraag kinderen, maar kon geen geschikte partner vinden. De tijd begon te dringen en ze nam een resoluut besluit: ze plaatste een advertentie in Vrij Nederland om een zaaddonor te vinden. Uit meer dan honderd brieven koos ze er één: die van mijn vader. Wat er precies in de advertentie stond, kan mijn moeder zich niet meer herinneren, maar het zal zoiets zijn geweest: ‘Vrouw met kinderwens zoekt donorvader, zonder bijbedoelingen.’ Dat ze 120 brieven kreeg, weet ze nog wel precies. Hoewel de meeste donors in spe wél bijbedoelingen hadden, kreeg mijn moeder haar zin – net op tijd.
‘Geachte aspirant-moeder’
Hoe selecteer je een geschikte vader uit meer dan honderd brieven? ‘Er zaten veel getrouwde mannen en rare types tussen,’ legt mijn moeder uit. ‘Die vielen natuurlijk direct af. Een stuk of tien brievenschrijvers wilde ik wel ontmoeten.’ Sommigen waren in tegenstelling tot mijn moeder wel in voor een relatie, anderen wilden alleen een actieve vaderrol, wat haar wél aansprak. Na enkele gestrande contacten ging ze met een zekere Jan uit Amsterdam, wiens brief begon met ‘Geachte aspirant-moeder’, een kopje koffie drinken. ‘Hij was een intelligente, knappe man. En hij was op zijn gezondheid getest door het ziekenhuis, omdat hij vaker donor was geweest.’ Voor een cadeaubon en een jazz-elpee leverde hij zijn bijdrage aan mijn en mijn broertjes leven. ‘Ik had graag gewild dat hij af en toe langs zou komen om jullie te zien opgroeien. Maar hij voelde zich geen vader.’ Na een paar bezoekjes schreef hij achterop de kerstkaart: ‘Je behoeft mijn adres eigenlijk niet meer te bewaren.’
“Voor een cadeaubon en een jazz-elpee leverde hij zijn bijdrage aan mijn en mijn broertjes leven. “
Mijn broer en ik (33 en 35) zijn van dezelfde donor. Zoals te zien is in tv-programma’s als Spoorloos en de recente documentaire Vader Onbekend (van Willemijn de Koning en Jorinda Teeuwen), hebben kinderen die alleen met hun moeder opgroeien soms een diepgeworteld verlangen om te weten wie hun vader is, en of ze op hem lijken. Dat gevoel heb ik nooit gehad: ik heb voor zover ik weet geen vaderfiguur gemist. Misschien kwam dat door mijn vele ‘surrogaatvaders’: vrienden van mijn moeder die ik aan hun snor trok, en bij wie ik op de schouders klom.
Ik had verschillende vriendinnetjes met gescheiden ouders. Zij woonden bijna vanzelfsprekend bij hun moeder. Soms was ik jaloers als ze in het weekend naar hun vader gingen, maar verder dacht ik er niet over na. We hadden het thuis nooit over mijn vader, dus voor mij bestond hij niet. Ik overviel mijn moeder dan ook behoorlijk, toen ik afgelopen zomer toch naar hem vroeg. Het zenuwachtige kuchje, dat ze sinds een paar jaar heeft, nam toe in frequentie.
De ogenschijnlijk eenvoudige transactie, die anno 2017 steeds gebruikelijker wordt nu het aantal alternatieve samenlevingsvormen groeit, leidde in 1980 tot woede en onbegrip in haar familie. Ze was de oudste van zeven in een keurig katholiek huisartsengezin. ‘Je zorgt eerst maar dat je een man vindt’, commandeerde mijn oma. ‘Maar ik wil geen man, ik wil alleen een kind!’, riep mijn moeder. Mij opa dreigde zelfs met onterven. Pas toen bleek dat mijn moeder voet bij stuk hield, kreeg ze van haar ouders een excuusbrief. De samenleving was toen nog erg conservatief, zoals ook bleek uit de reacties die ze kreeg in haar omgeving. Een vriendin noemde haar beslissing ‘asociaal’. Een man met wie ze uitging brak de nog prille relatie af toen ze vertelde waar haar dochter vandaan kwam: ‘Daar begin ik niet aan. Dat verhaal kan ik niet aan m’n familie verkopen.’
Triomf van de BOM-moeders
In meer progressieve kringen waaide al een andere wind: binnen het feminisme en de emancipatiegolven in de jaren zeventig (Dolle Mina, Baas in eigen buik, en de opkomst van de blijf-van-m’n-lijfhuizen) paste een nieuw, onafhankelijk moederschap wel. In 1977 was de BOM-groep opgericht, een praatgroep voor Bewust Ongehuwde Moeders. Hun manifest Bewust ongehuwd moeder, een op gerecycled papier gedrukt boekje uit 1979, is geschreven in de progressieve taal van die tijd: ‘Vrouwen werken aan hun zelfstandigheid, ekonomies en emotioneel. Langzaam maar zeker […] verwisselen we de droom van de witte prins die langs komt rijden en ons meeneemt naar een stralende toekomst, voor de wens en het verlangen zèlf uit te maken wie we zijn, wat te doen en hoe we dat doen.’
Het boekje staat vol met getuigenissen van BOM-moeders die hun bh en andere knellende banden aan de wilgen hingen. Ook is een hoofdstuk gewijd aan de juridische aspecten van het ongehuwd moederschap. Curieus is een nogal expliciete fotoserie van de bevalling van de BOM-oprichtster, wellicht om de ultieme victorie te tonen. Ik herken mijn moeders feministische levenswijze: ‘Ik wil geen man over de vloer die zegt wat ik moet doen’, zei ze vroeger vaak. Het ging om de zwaarbevochten bevrijding en zelfontplooiing van vrouwen. Hoe hun kinderen later om zouden gaan met het gemis van een vader en de onduidelijkheid over de helft van hun DNA, was van later zorg. Dit zie je ook in de documentaire Sweet Cécile (2000, Jet Homoet) over de ‘eerste BOM-moeder’ Cécile Jansen. Haar dochter Berthe nam op haar veertiende contact op met haar vader, een minnaar van Cécile die niet op de hoogte was gebracht van haar bestaan.
Mijn moeder sloot zich aan bij deze BOM-moeders, maar wilde absoluut geen anonieme donor. Al zou hij niet betrokken zijn bij onze opvoeding, we moesten in de toekomst de mogelijkheid hebben om onze vader te ontmoeten. Daarom koos ze voor een advertentie, in plaats van voor de ‘spermabank’. Het was toen niet vanzelfsprekend dat kranten en tijdschriften zo’n taboedoorbrekende oproep zomaar publiceerden. Begin jaren negentig weigerde het meer behoudende NRC Handelsblad nog een soortgelijke advertentie van een moeder met kinderwens. De vrouw in kwestie, Esther Heij, besprak de afwijzing jaren later met journalist Jannetje Koelewijn in diezelfde krant. De advertentie kwam er niet, en Heij moest naar de kliniek: de kliniek van Jan Karbaat.
Mijn moeder tussen de Zettertjes
In het links-progressieve Vrij Nederland hadden al artikelen gestaan over kunstmatige inseminatie. Een advertentie als die van mijn moeder paste daar wél. In het boek De gouden jaren van het linkse levensgevoel. Het verhaal van Vrij Nederland beschrijft John Jansen van Galen de voorhoedepositie die Vrij Nederland toen innam. Al vanaf 1965 stonden in het blad kritische koppen als ‘Het huwelijk als onmogelijke instelling’, en lezers konden wekelijks smullen van de Zettertjes: kleine contactadvertenties die in de loop der jaren steeds pikanter en vrijmoediger werden.
Doordat mijn moeder de brief van Jan bewaard had, met daarop het advertentienummer, wisten we in welke editie de advertentie stond. We vonden ‘m terug, op zwart-wit krantenformaat, in de grote gebonden tijdschriftenboeken in de kelder onder de VN-redactie. Op 13 september 1980 pakte het blad groots uit met een interview met The Rolling Stones – toen al rond de veertig, maar nog steeds ‘rock ‘n’ roll’. Verderop in het blad werden zoals gewoonlijk allerlei misstanden aangekaart: het optische instrumentenbedrijf De Oude Delft was betrokken bij de illegale wapenhandel in West-Duitsland en bij de kerncentrale in Dodewaard maakten activisten zich op voor de strijd. Op een van de laatste pagina’s, tussen de Zettertjes van mensen op zoek naar ‘een unieke lesb. schat’, een ‘leer/motorboy’ of ‘sympath. privé-slavin’, stond de diepste wens van mijn moeder.
We waren even stil van haar openhartigheid in de advertentie. ‘Dat heb ik niet geschreven hoor!’, riep mijn moeder, die haar gevoelens meestal liever voor zichzelf houdt. Na nog een paar keer lezen herinnerde ze het zich toch.
Haar verhaal is voor mij rond, nu. De advertentie, zo tastbaar en echt, maakt dat ik me verbonden voel met mijn moeder toen ze, maar een paar jaar ouder dan ik nu ben, haar wil doorzette en een man zocht, om mij te krijgen.
“Toen mijn moeder koos voor een bekende donor heeft ze, in tegenstelling tot vele andere BOM-moeders en onvruchtbare ouders, wél nagedacht over de toekomst.”
Ik begrijp haar nu beter. Maar dat haar keuze gevolgen had voor mij als kind, is voor haar moeilijker te begrijpen en te accepteren. De laatste jaren, blijkt ook uit de media-aandacht, verandert de publieke opinie ten aanzien van zaaddonatie: niet meer de ouders, maar de kinderen staan centraal. Anoniem doneren bij ziekenhuizen is daarom zelfs niet meer toegestaan. Toen mijn moeder koos voor een bekende donor heeft ze, in tegenstelling tot vele andere BOM-moeders en onvruchtbare ouders, wél nagedacht over de toekomst. Zo konden wij onze wortels terugvinden. Maar, moegestreden door de kritiek in haar directe omgeving, durfde ze haar beslissing aan ons niet te verantwoorden. Ze vond lange tijd ook dat wij te jong waren om het te kunnen begrijpen.
‘Mijn vader had ons afgekeurd’
Dus vertelde mijn moeder ons simpelweg dat zij en onze vader gescheiden waren, omdat hij geen kinderen wilde. ‘Maar hoe is je broertje dan geboren, hoe kan dat dan?’ vroegen mensen aan mij – dan kwam ik in een mentale spagaat terecht. In mijn hoofd nestelde de gedachte dat mijn vader ons had ‘afgekeurd’ (een kind betrekt immers alles op zichzelf). In een denkbeeldige film zag ik hem in de wieg kijken, en dan hoofdschuddend weglopen. Pas toen ik op mijn dertiende niet wilde stoppen met vragen, zei mijn moeder dat mijn vader een donor was. Het kwaad was toen al geschied.
Ik verlangde niet zozeer naar een band met mijn vader, maar had zoals veel andere donorkinderen wel last van het taboe en de verwarring rond het onderwerp ‘vader’ bij ons thuis. In mijn moeders stilte zag ik schaamte voor haar beslissing, een zaadje dat werd geplant door haar ouders en kritische, conservatieve mensen in haar omgeving. Ik miste mijn vader dus niet, maar ik miste een verklaring: waarom was hij er niet? Vijf jaar later, voor een biografieproject op school, heb ik mijn vader opgezocht. Ik was toch wel nieuwsgierig naar hoe hij eruit zag. Aangezien ik niet op hem leek en ook niet zo goed wist wat ik verder moest met deze voor mij volslagen onbekende man, is het bij dat ene bezoekje gebleven.
Nog steeds komen er tijdens onze gesprekken feiten naar boven die ik nog niet kende. Zo vertelde mijn moeder dat zij tot aan mijn geboorte nog samenwoonde met haar toenmalige vriend, die zelf geen kinderen meer wilde. Hij ging zelfs mee naar zwangerschapsgym en bleef bij haar tot en met de bevalling. Zou een baby het onbewust voelen als een eerst zo trouwe vaderfiguur plotseling verdwijnt?
Bij mijn moeder is de angst voor negatieve reacties en onbegrip nog steeds niet helemaal verdwenen. Toen ik zei dat ik aan vrienden heb verteld dat ik een donorkind ben, mompelde ze: ‘Dat hoef je niet te zeggen, het gaat ze niks aan.’
Maar ik wil dat juist wel, en ik weet nu door alle verhalen in de media, dat er zo’n veertigduizend andere donorkinderen zijn. In veel families waarin donorschap speelt, is dit echter helaas nog steeds een taboe-onderwerp, zo blijkt ook uit Vader Onbekend. Onnodige schaamte zorgt ervoor dat het voor kinderen onduidelijk is waar ze vandaan komen. Het kan ook anders: zo hoorde Ties van der Meer, voorzitter van Stichting Donorkind dat hij als 3,5-jarige al van zijn ouders dat hij afkomstig was ‘van de spermabank’. Dat vond hij toen volkomen normaal.
Kinderen begrijpen vaak meer dan ouders denken.